H. Liduina van Schiedam


Liduina (of Lidewy ook wel Ludewij) Janssen wordt geboren op 18 maart 1380 in een arbeidersgezin van 9 kinderen. Ze is enigst meisje. De kerk is vlakbij en vaak gaat ze even naar binnen om te kijken. Vooral naar het Lieve Vrouwebeeld.

Het wordt een mooie levenslustige meid die vooral thuis flink mee aanpakt. Al vroeg is ze ook graag gezien door de jongens. Als ze 15 is mag ze in de winter mee gaan schaatsen. Ze wordt aangereden, valt, en loopt een ernstige wonde op. Ze wordt thuis in bed gelegd. Haar ouders verplegen haar met veel zorg. Doktoren komen aan haar bed. Er komt geen beterschap in de meervoudige infectie. Ze lijdt grote pijnen en aan haar ziekbed lijkt geen einde te komen. Ze wordt ontzettend gekweld door allerhande complicaties.

Drie jaar duurt dit afschuwelijk ziekbed. Dan zenden Graaf Willem van Holland en zijn gemalin Margaretha van Bourgondië hun lijfarts. Ook zijn zorgen baten niet. Vijf jaar na haar schaatsongeluk is ze een vervormd hoopje ellende geworden. Ze eet en drinkt heel weinig en kan op den duur geen vast voedsel meer verdragen. Ze komt niet buiten en lijdt ondragelijke pijn. Op den duur kan ze ook bijna niet meer slapen.

Dat lijden heeft tientallen jaren geduurd. Zij heeft haar twijfels vooral omdat ze het gezin tot zo’n grote last is. Ze huilt en jammert en kan haar hart luchten in de biecht bij kapelaan Jan Pot. Hij probeert haar te troosten en leiding te geven in dit uitzichtloze bestaan. Hij stelt haar het voorbeeld van de lijdende Jezus. Liduina is van goede wil maar haar lichaam en geest protesteren. Na 3 jaren vindt ze toch eindelijk rust en aanvaardt ze haar lijden.

Op den duur gaat er zelfs troost en opbeuring van haar uit. Ze wordt weer opgewekt en fris van geest. Steeds meer mensen komen haar nu opzoeken. En dezen gaan opgemonterd bij haar vandaan. Ze wordt zelfs raadgeefster voor zeer velen in stad en omstreken. Zelfs voor de adel en geestelijkheid. Ze spoort sommigen aan tot boete en berouw. Ze kan kwellingen en pijnen van anderen op zich nemen. Haar eigen leed wordt vergroot, terwijl anderen geheeld zijn. Geld en goed dat men haar schenkt, geeft ze door aan arme

mensen. Haar valt ook een keer zware laster ten deel, maar een van de medeplichtigen neemt het voor haar op en verdedigt haar “tot in de kroeg” tegen deze valse praat.

 


Tijdens haar ziekbed zijn enkele wonderen gebeurd: wonderlijke genezingen, wonderlijke materiële gaven. Thomas a Kempis, haar tijdgenoot beschrijft 3 beroemde genezingen en maakt er een authentieke akte van op. Zelf bleef ze op miraculeuze wijze gespaard tijdens een grote stadsbrand in 1428. Er zijn enkele malen ook bijzondere voorvallen opgetekend met het ontvangen van de H.Communie-hostie. Maar het grootste wonder is dat zij zo geplaagd door groot lijden, anderen tot troost kan zijn, vooral veel vrouwen die haar hun pijnen, ziekten en leed toevertrouwen. God beloond haar geduld en verdraagzaamheid met visioenen en extasen. Haar toewijding tot Maria is enorm. Ze verlang ernaar vaal de H. Communie te ontvangen. 38 jaren duurt haar ziekbed. Op 14 april 1433 komt een einde aan haar lijden. Ze wordt begraven op het St.Janskerkhof vlak bij haar huis. Er wordt al gauw een kapel boven haar graf gebouwd. Haar sterfdag wordt telkens gevierd op dinsdag na Pasen. Op die dag wordt haar graf versierd, een office gezongen om haar te eren en de H. Mis van Sacramentsdag opgedragen, waaronder een lofrede op Liduina’s deugden en lijden.

De Watergeuzen die Den Briel innemen plunderen ook de St.Janskerk in Schiedam. In 1615 worden de relikwieën in het geheim opgegraven en naar Brussel gebracht om voor ontering te beschermen. Van deze relieken is een gedeelte in 18711 via de Carmilitessen van Brussel weer in bezit gekomen van de Schiedamse

kerk O.L.Vrouw Visitatie. Na de heiligverklaring van Liduina van Schiedam in 1890 door Rome, wordt deze kerk de Sinte Liduina-kerk.

Tijdens de viering van haar 5e eeuwfeest in 1933 schrijft men o.a. : “Sinte Liduina is een heilige voor onze dagen. Zij scheen een onbekende geworden, zelfs in het eigen land. Maar onze tijd kent haar uur, haar hervonden voorbeeld voor de lijdende mensch. De heilige die in haar leven de boetelinge voor de mensheid was, is nu in de hemel de machtige voorspreekster van allen die haar vereeren.”

De H.Liduina is tot nu toe de enige seculiere vrouwelijke heilige van Nederland.

Waarom werd de H.Liduina gekozen als patrones voor Kelpen-Oler?

In 1933 werd het vijfde eeuwfeest na haar overlijden gevierd. Vooral in Schiedam wordt haar feestdag in april luisterrijk herdacht.

In verband met deze herdenkingsfeesten schreef de Z.E. Heer H. Hogeland maandelijks een artikeltje over de H.Liduina van Schiedam voor het toentertijd bekende “Blauwe Boekje” van Sittard. Hij werd zeer getroffen en geboeid door het leven van deze heilige, dat, toen hij op 18 september 1933 door de bisschop van Roermond werd aangewezen de oprichting van het rectoraat Kelpen-Oler voor te bereiden, hij zijn keuze voor een patroon/patrones gauw had bepaald, nl. de H.Liduina van Schiedam. Kelpen-Oler was en is nog steeds de enige parochie in Limburg, die deze heilige als patrones heeft.

 

Bronnen:

-“Een Gouden Kerkgemeenschap” uit 1987 van auteur Peter Roost, over “50 jaar Kerk in Kelpen-Oler 1936-1986” blz 105.

-Maandschrift voor de Aartsbroederschap van Onze Lieve Vrouw van het H. Hart van Jezus, gevestigd in het klooster der Religieuzen Ursulinen te Sittard, 65ste  jaargang-1933, waarin artikelen over de H.Liduina van Schiedam van de hand van de Z.E.Heer H. Hogeland.